Wij vinden het prachtig: een grote
gotische
kerk met een woud van
steunberen
en
luchtboogstoelen,
vanwaar ranke
luchtbogen
zich tegen de hoog oprijzende
lichtbeuk
vlijen. Maar kennelijk werd al in de middeleeuwen daarover
hier en daar toch anders gedacht.
In het nuchtere Groningen, bijvoorbeeld, is aan de
Der Aa-kerk
geen luchtboog te zien.
Hoe is dat mogelijk? Wanneer een
basiliek
niet in steen
overwelfd
is, dan is het gewicht van de
kap
alleen al bijna ondraaglijk voor de hoge
muren van de lichtbeuk. Toch kàn het, ook met een stenen gewelf.
In
Harderwijk
zijn de
gewelfribben
zo laag doorgetrokken,
dat het punt waar ze de zijmuren belasten niet meer tussen de
vensters
ligt. Daardoor kan de tegendruk geleverd worden door een
constructie die schuil gaat onder het
lessenaardak
van de
zijbeuk
en de
kooromgang.
Van een luchtboog kun je dan niet meer spreken, in de open lucht is niks te zien.
In Groningen is ervoor gekozen om de lessenaardaken zo hoog op te trekken,
dat dezelfde truc werkt.
In het eerste geval kun je binnen de vensters van de koorsluiting
haast niet meer zien door de overheersende ribben, in het tweede geval ontstaat door het
zijbeuksdak een wel erg hoge blinde strook tussen de
scheibogen
en de
vensters.
Maar waar is waar: het is ze gelukt en het ziet er nog erg simpel uit ook.
Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders